Vocabulary list

help unit 11 unit 12 unit 13 unit 14 unit 15 unit 16 unit 17 unit 18 unit 19
 
1. My pupils
These are all vocabulary exercises for my pupils.
We used these words in class (texts, pictures, ...)
All words should be translated (Dutch - English).
 
2. How do you study vocabulary?
Je moet de woorden kunnen vertalen (Nederlands - Engels).
Je moet de woorden juist kunnen schrijven en uitspreken.

Dit doe je zo:
Neem het juiste blad vocabulary voor je en lees de Engelse woorden luidop.
Op deze manier oefen je de uitspraak. Dit herhaal je 2 of 3 maal.

Bedek de Engelse woorden met een blad (dat niet doorschijnt).
Nu ga je de woorden proberen schrijven, van boven naar onder.
Controleer ze en besteed extra aandacht aan de woorden die je fout schreef.
Bedek de Engelse woorden en begin opnieuw. Dit maal van onder naar boven.
Herhaal dit tot je geen fouten meer maakt.

Als je klaar bent maak je de oefening(en) op de website.
Na een uur/enkele uren probeer je dit nog eens.
Controleer zorgvuldig en herhaal tot je alle woorden kent.

Denk eraan: als je woorden juist kan typen wil dit niet altijd zeggen dat je ze juist kan schrijven.
Schrijf dus ook nog de woorden!