Vocabulary list - Unit 0
study
100a
100c
100d
100e
100f
100g
100h
100j
100k
Translate these words.
1.
een speler
2.
een fiets
3.
een jongen
4.
een kind
5.
een heer/mijnheer
6.
een reus
7.
een meisje
8.
een vriendin/liefje
9.
een jeans
10.
een dame
11.
een sweater
My Score:
The correct answers: