een dief
verbergen
liegen
reizen
wuiven
lachen
vallen
breien
ontspannen
kijken naar
een instrument spelen
met speelgoed spelen
een dak
een schoorsteen
|
a thief
to hide
to lie
to travel
to wave
to laugh
to fall
to knit
to relax
to look at
to play an instrument
to play with toys
a roof
a chimney
|
razend zijn
verliefd zijn (op)
bang zijn (van)
zenuwachtig zijn (voor)
gelukkig zijn
verdrietig zijn
onthutst zijn
verlegen zijn
boos zijn (op)
twijfelen
trots zijn (op)
jaloers zijn (op)
zich vervelen (met)
gek zijn (op)
haten
niet graag hebben
mogen, graag hebben
verkiezen
|
to be furious
to be in love (with)
to be scared (of)
to be nervous (about)
to be happy
to be sad
to be shocked
to be shy
to be angry (with)
to doubt
to be proud (of)
to be jealous (of)
to be bored (with)
to be crazy (about)
to hate
to dislike
to like
to prefer
|