Vocabulary list

help unit 1 unit 2 unit 3 unit 4 unit 5 unit 6 unit 7 unit 8 unit 9 unit 10
study ex 8a ex 8b ex 8b ex 8c ex 8d ex 8e        
 
8a  
een ijskast
een wortel
een ananas
een peer
a fridge
a carrot
a pineapple
a pear
   
8b  
een voet
een enkel
een teen
een been
een knie
een scheen
een kuit
een dij
een taille
een achterste
een heup
een buik
een borstkas
een borst
een arm
een oksel
een elleboog
een pols
een hand
een vinger
een schouder
een nek
een rug
een hoofd
een oor
een voorhoofd
een oog
een wenkbrauw
een wimper
een neus
een mond
een tand
een lip
een tong

a foot
an ankle
a toe
a leg
a knee
a shin
a calf
a thigh
a waist
a bottom
a hip
a belly, a tummy
a chest
a breast
an arm
an armpit
an elbow
a wrist
a hand
a finger
a shoulder
a neck
a back
a head
an ear
a forehead
an eye
an eyebrow
an eyelash
a nose
a mouth
a tooth
a lip
a tongue

8c  

een training
licht gebogen
opsteken
recht
een plafond

a workout
slightly bent
to raise
straight
a ceiling

   
8d  

een dief
verbergen
liegen
reizen
wuiven
lachen
vallen
breien
ontspannen
kijken naar
een instrument spelen
met speelgoed spelen
een dak
een schoorsteen

a thief
to hide
to lie
to travel
to wave
to laugh
to fall
to knit
to relax
to look at
to play an instrument
to play with toys
a roof
a chimney

   
8e  

razend zijn
verliefd zijn (op)
bang zijn (van)
zenuwachtig zijn (voor)
gelukkig zijn
verdrietig zijn
onthutst zijn
verlegen zijn
boos zijn (op)
twijfelen
trots zijn (op)
jaloers zijn (op)
zich vervelen (met)
gek zijn (op)
haten
niet graag hebben
mogen, graag hebben
verkiezen

to be furious
to be in love (with)
to be scared (of)
to be nervous (about)
to be happy
to be sad
to be shocked
to be shy
to be angry (with)
to doubt
to be proud (of)
to be jealous (of)
to be bored (with)
to be crazy (about)
to hate
to dislike
to like
to prefer