Vocabulary list
help
unit 1
unit 2
unit 3
unit 4
unit 5
unit 6
unit 7
unit 8
unit 9
unit 10
study
ex 5a
ex 5b
ex 5c
ex 5d
ex 5e
ex 5g
Translate these words.
1.
je haar borstelen
2.
naar huis fietsen
3.
oefeningen maken
4.
dromen over
5.
jezelf aankleden
6.
opstaan
7.
naar bed gaan
8.
naar school gaan
9.
naar de bioscoop gaan
10.
bellen, telefoneren
11.
lezen
12.
slapen
13.
studeren
14.
wachten op
15.
wakker worden
16.
jezelf wassen
17.
trainen in een fitness zaal
18.
een vliegtuig
19.
een bezemsteel
20.
samen
21.
een snoepje
My Score:
The correct answers: