Vocabulary list

help unit 1 unit 2 unit 3 unit 4 unit 5 unit 6 unit 7 unit 8 unit 9 unit 10
study ex 3a ex 3b ex 3c ex 3d ex 3e ex 3f ex 3f ex 3g    
 

Translate these words. Also do part two of this exercise!
 

1. een gezin 2. een familielid
3. een stamboom 4. een moeder
5. een mama 6. een vader
7. een papa 8. een echtgenoot, man
9. een echtgenote, vrouw 10. ouders
11. een kind 12. een dochter
13. een zoon 14. een broer
15. een zus Maak ook deel twee van deze oefening!
 
 

 

 
     
 

My Score:

 
     
 

 

 

The correct answers: