Vocabulary list

help unit 1 unit 2 unit 3 unit 4 unit 5 unit 6 unit 7 unit 8 unit 9 unit 10
study ex 3a ex 3b ex 3c ex 3d ex 3e ex 3f ex 3f ex 3g    
 

Translate these words. Also do part one of this exercise!
 

1. een tante 2. een oom
3. een kozijn 4. een neef
5. een nicht 6. een kleinkind
7. een kleindochter 8. een kleinzoon
9. een grootvader 10. een grootmoeder
11. grootouders 12. koninklijk(e)
13. huwen, trouwen 14. een huwelijk
15. scheiden 16. sterven
17. een koningin 18. een koning
 
 

 

 
     
 

My Score:

 
     
 

 

 

The correct answers: